tandarts

De tandarts mag wel kijken, maar niet boren

‘De tandarts mag wel kijken, maar ik wil niet dat hij gaat boren.’ Tijdens de tien minuten durende autorit herhaalt Hester die woorden zeker vijf keer. ‘Nee hoor, de tandarts gaat niet boren’, stel ik haar steeds gerust.

Bij de ingang help ik haar met het ontsmetten van haar handen en zet ik mijn nieuwe mondkapje op. De wachtruimte is kaal en leeg. De tijdschriften zijn weggehaald en er staan veel minder stoelen dan de laatste keer dat we hier waren. Op de vloer is met tape een grens aangegeven om afstand te kunnen bewaren. Ik rij Hesters rolstoel naar een stoeltje en ga zitten.

Ik ben in gedachten verdiept als Hester plotseling een enthousiast greep doet naar mijn stoffen mondkapje met bloemetjespatroon. ‘Ik vind dat jij toch zo’n mooi sjaal om hebt, Merel’, zegt ze er stralend bij. Haar vingers belanden net niet in mijn linkeroog. Ik knijp mijn ogen van schrik dicht en gooi in een reflex mijn hoofd naar achteren en stoot mijn achterhoofd daarbij hard tegen de muur. Een pijnscheut trekt door naar mijn nek.

Ik bijt op mijn tanden om te voorkomen dat ik iets lelijks zeg. Daarna pers ik mijn lippen op elkaar om niet aan Hester uit te gaan leggen dat dit geen sjaal is maar een mondkapje. Dat je het mondkapje van iemand anders niet aan moet raken. In plaats daarvan lach ik naar haar en zeg: ‘Ja, mooi he!’ ‘Echt prachtig’, zegt ze met glimmende ogen.

We zijn aan de beurt. De blijdschap glijdt van haar gezicht af. Ze kijkt de tandarts doordringend aan en vertelt hem dat hij wel mag kijken, maar niet mag boren. Hij belooft het. Samen helpen we haar uit de rolstoel in de tandartsstoel. De assistente laat de stoel naar achter zakken en de tandarts richt de lamp. Hesters gezicht verkrampt, maar ze doet dapper haar mond open. Bij iedere beweging van de tandarts knippert ze met haar ogen. Ik sta naast haar en wring me in allerlei bochten om haar handen vast te houden zonder in de weg te staan.

Er zijn geen gaatjes, maar er moet wel tandsteen verwijderd worden. Van het zoemende geluid bij haar gezicht worden Hesters ogen groot en angstig en knijpt ze zo hard in mijn handen dat het pijn doet. Ze begint te trillen. Even ben ik bang voor een insult. De tandarts ziet het gelukkig ook. Hij praat geruststellend tegen haar en doet steeds maar kleine stukjes, maar alles weghalen lukt uiteindelijk niet.

We maken een nieuwe afspraak. Ik spreek de woorden uit waarvan ik weet dat ze altijd een genezende werking hebben op mijn zusje. ‘Zullen we samen koffie gaan drinken?’ De stralende, ontspannen lach is meteen weer terug op haar gezicht. Ik lach onzichtbaar mee achter mijn mondkapje met bloemetjes.

Trauma’s liggen al snel op de loer. Zo ook bij Julie en het ziekenhuistrauma van haar Beer.