Op weg van veilig naar zelfstandig

Ik moet naar een begrafenis aan de andere kant van het land. Los van dat zoiets altijd verdrietig is, zorgt het ook voor een logistieke uitdaging hier in huis, op vrijdagmiddag. Ik ben er niet, zoveel is duidelijk. Maar ik ik had even niet bedacht dat de andere drie huisgenoten met een sleutel er ook ook niet zijn om 4 uur, als Daniël thuis komt.

Onze Daniël, 15 jaar met het syndroom van Down, fietst zelfstandig van en naar school. Een zelfstandigheid die hij zelf heeft afgedwongen. En iedere dag weer maakt hij de verantwoordelijkheid die daarbij komt kijken, waar. Hij raakt nooit verdwaald, lost kleine ongemakken, zoals een afgesloten straat, zelf op. En als het ongemak ingewikkelder is belt, hij.
En dat gaat dan ongeveer zo:

Ik meteen ongerust als de telefoon gaat om vijf over half vier: ‘Wat is er Daan?’
‘Mama, het regent.’
‘Ja dat klopt, en nu?’
‘Ik hoef niet fietsen?’
‘Ja je moet wel fietsen, hoe kom je anders thuis?’
‘O…..’
‘Fiets maar snel door, dan word je minder nat.’

Daniël heeft geen huissleutel. Dat is een veel te grote stap op de weg van helemaal veilig naar helemaal zelfstandig. Niet omdat ik bang ben dat hij de sleutel kwijtraakt, of niet thuis komt. Maar wel bang dat hij iemand tegenkomt die lief vraagt ‘waar woon je?’ en dan vervolgens voorstelt om even mee te fietsen. Daniël zou dat alleen maar gezellig vinden.

Maar ja, nu deze vrijdagmiddag. Harro heeft zeker tot vijf uur vergaderingen. Julian (18) is normaal wel thuis, maar heeft net deze middag een sollicitatiegesprek voor een bijbaan. En Simeon (12 en een brugpieper) heeft gewoon les tot vier uur. Het is nog wennen dat hij niet meer standaard om kwart over drie thuis is. En dus staat Daan voor een dichte deur als hij rond vier uur aanbelt.

‘Daniël, luister ’ns’, begon ik vanmorgen. ‘Je weet dat ik er niet ben vanmiddag.’
‘Ja, je moet naar Haarlem, toch?’
Ik knik en zeg: ‘Simeon en Julian zijn er ook niet, je bent alleen thuis.’
‘O’, reageert hij en kijkt wat bedrukt.
‘Ik heb hier een sleutel, zodat je zelf naar binnen kunt.’

Hij kijkt naar de sleutel die ik omhoog hou. Als tot hem doordringt wat dat betekent, gaat zijn gezicht stralen en glundert hij van oor tot oor: ‘Ik mag zelf deur open doen?’
‘Ja Daan,’ zeg ik, maar voel me er niet helemaal senang bij.
Dat ziet hij blijkbaar want hij reageert meteen: ‘Maak je geen zorgen mama. Kan ik, komt goed!’

Ik kijk in zijn zo onschuldige, maar stralende blauwe ogen. Hij heeft deze stap naar meer zelfstandigheid gezet, nu ik nog.